Waarom is de Vbar nodig?
Sinds 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst weer actief op schijnzelfstandigheid. Daarbij wordt gekeken naar de feitelijke samenwerking: is iemand in werkelijkheid een werknemer, ook al heet die ‘zzp’? De Vbar is bedoeld om meer duidelijkheid te bieden in dit soort situaties. Het doel is om opdrachtgevers en opdrachtnemers te helpen beter te beoordelen of er sprake is van een dienstbetrekking. Tegelijkertijd is er ook kritiek: sommige mensen vinden dat de Vbar juist voor verwarring zorgt.
De Vbar is op dit moment nog een wetsvoorstel. Het is op 7 juli 2025 ingediend bij de Tweede Kamer, met een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2026. Of de wet daadwerkelijk in werking treedt, is nog onzeker. Er is politieke discussie over de inhoud en er bestaan zorgen over de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor opdrachtgevers en zelfstandigen.
De toetsing in twee stappen
Wanneer de Vbar wordt aangenomen, introduceert het wetsvoorstel een eenvoudige tweestapsbeoordeling:
1. Is er sprake van werkinhoudelijke en organisatorische sturing?
Hierbij gaat het om de vraag: heeft de opdrachtgever invloed op hoe het werk wordt gedaan? Denk aan:
- Inhoudelijke instructies
- Werken volgens vaste procedures of roosters
- Controle op de uitvoering
- Inbedding in het team of de organisatie
Is er géén sprake van werkinhoudelijke en organisatorische sturing? Dan is er waarschijnlijk sprake van zelfstandigheid.
2. Werkt iemand voor eigen rekening en risico?
Hier kijk je naar de ondernemerskant. Voorbeelden van kenmerken van zelfstandig ondernemerschap zijn:
- Doet zelf acquisitie
- Heeft geen loondoorbetaling bij ziekte
- Heeft een eigen aansprakelijkheidsverzekering
- Draagt zelf risico’s (bijvoorbeeld bij fouten of uitval)
Bij twijfel volgt een afweging: waar ligt het zwaartepunt van de samenwerking? Volgens de Vbar geldt dat er pas sprake is van een arbeidsovereenkomst wanneer iemand wél onder werkinhoudelijke en organisatorische sturing werkt én géén ondernemersrisico loopt.